Inhoudsopgave
Gods liefde en God liefhebben
God heeft de liefde voor zijn schepping aan de mens kenbaar gemaakt in zijn zoon Jezus Christus.
Jezus zelf zegt hierover het volgende:
Johannes 3:16
16 Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
Johannes gaat hier verder op in:
1 Johannes 4:9-10
9 Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem.
10 Hierin is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden.
God heeft het leven van Zijn Zoon gegeven. Jezus is bespuugd, geslagen, belachelijk gemaakt, gemarteld vermoord, voor allen die in Hem geloven.
Romeinen 5:8
8 God echter bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.
Door het geloof in Jezus worden we kinderen van God:
1 Johannes 3:1
1 “Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: dat wij kinderen van God worden genoemd…”
De barmhartige genade van God vloeit uit Zijn liefde voor Zijn schepping. De liefde van God is de bron waaruit wij genade ontvangen:
Efeze 2:4-5
4 Maar omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die hij voor ons heeft opgevat zo groot is,
5 heeft hij ons, die dood waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. Ook u bent nu door zijn genade gered.
Jezus maakte een gelijkenis om aan te tonen hoe groot Zijn liefde voor de mensheid is:
Johannes 15:13
13 Niemand heeft een grotere liefde dan deze, namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden.
God liefhebben
Een man vroeg Jezus wat het grootste gebod is:
Mattheüs 22:36-39
36 ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’
37 Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand.
38 Dat is het grootste en eerste gebod.
39 Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.
Om God lief te hebben moet je eerst in Hem geloven. Voor ongelovige is dat stap één.
Het allerbelangrijkste is om God lief te hebben, en daarna je naaste als jezelf.
Van God houden betekend ook dat je doet wat Hij zegt.
Jezus zei:
Johannes 14:15
15 Als u Mij liefhebt, neem dan Mijn geboden in acht.
Iets verder in hetzelfde hoofdstuk gaat Jezus hier verder op in:
Johannes 14:21-24
21 Wie mijn geboden kent en zich eraan houdt, heeft mij lief. Wie mij liefheeft zal de liefde van mijn Vader en mij ontvangen, en ik zal mij aan hem bekendmaken.’
22 Toen vroeg Judas (niet Judas Iskariot) aan Jezus: ‘Waarom zult u zich wel aan ons, maar niet aan de wereld bekendmaken, Heer?’
23 Jezus antwoordde: ‘Wanneer iemand mij liefheeft zal hij zich houden aan wat ik zeg, mijn Vader zal hem liefhebben en mijn Vader en ik zullen bij hem komen en bij hem wonen.
24 Maar wie mij niet liefheeft, houdt zich niet aan wat ik zeg, en wat jullie mij horen zeggen, zijn niet mijn woorden, maar de woorden van de Vader door wie ik gezonden ben.
We leren hier uit het volgende:
Wie zich houdt aan de geboden van Jezus heeft Hem werkelijk lief
Wie Jezus liefheeft zal ook de liefde van Jezus ontvangen en van de Vader
Wie Jezus niet liefheeft, zal zich ook niet houden aan wat Jezus zegt
Alles wat Jezus zegt zijn de woorden van de Vader, God
Je naasten liefhebben
Als we God liefhebben, moeten we ook onze naasten liefhebben. Dit is het tweede belangrijkste gebod en hoort bij het liefhebben van God.
1 Johannes 4:11
11 Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben.
Jezus legt het perfect uit:
Mattheüs 5:43-45
43 U hebt gehoord dat er gezegd is: U moet uw naaste liefhebben en uw vijand moet u haten.
44 Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen;
45 zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
Jezus commandeerde zijn volgers van elkaar te houden:
Johannes 13:34-35
34 Een nieuw gebod geef Ik u, namelijk dat u elkaar liefhebt; zoals Ik u liefgehad heb, moet u ook elkaar liefhebben.
35 Hierdoor zullen allen inzien dat u Mijn discipelen bent: als u liefde onder elkaar hebt.
Het kan niet zo zijn dat wij God liefhebben maar niet onze naasten:
1 Johannes 4:19-21
19 Wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad.
20 Als iemand zegt: ‘Ik heb God lief,’ maar hij haat zijn broeder of zuster, is hij een leugenaar. Want iemand kan onmogelijk God, die hij nooit gezien heeft, liefhebben als hij de ander, die hij wel ziet, niet liefheeft.
21 We hebben dan ook dit gebod van hem gekregen: wie God liefheeft, moet ook de ander liefhebben.
Zonder liefde hebben we niets
Paulus leerde dat ons geloof niets is zonder liefde.
1 Korinthe 13:2-3
2 En al zou ik de gave van de profetie hebben en alle geheimenissen weten en alle kennis bezitten, en al zou ik al het geloof hebben zodat ik bergen zou verzetten, maar ik had de liefde niet, dan was ik niets.
3 En al zou ik al mijn bezittingen uitdelen tot levensonderhoud van de armen, en al zou ik mijn lichaam overgeven om verbrand te worden, maar ik had de liefde niet, het baatte mij niets.
Alles wat we doen, moeten we doen in liefde:
1 Korinthe 16:13-14
13 Wees waakzaam, volhard in het geloof, wees moedig en sterk.
14 Alles wat u doet, moet u met liefde doen.
Liefhebben in waarheid
Liefhebben doen we niet alleen door iets te zeggen:
1 John 3:18
18 Mijn lieve kinderen, laten wij niet liefhebben met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid.
We worden ook opgedragen om de waarheid te spreken in liefde:
Efeze 4:15
15 maar dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles toe zouden groeien naar Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus.
Paulus schreef aan de kerk in Korinthe:
1 Korinthe 16:22-24
22 Als iemand de Heer niet liefheeft – hij zij vervloekt! Maranata!
23 De genade van de Heer Jezus zij met u.
24 Mijn liefde gaat uit naar u allen, met wie ik één ben in Christus Jezus.